18/07/2007 De mijnen van Llallagua

Na bijna drie maanden in mijnstad Llallagua, na vele wandeltochten over en omheen de gatenkaas-mijnberg en na vele loze beloften van bolivianen die mij mee zouden nemen in de mijn, ben ik er dan uiteindelijk toch in geraakt... geregeld door Flo en Tobi (Zwitserse cooperanten die hier in ook in Llallagua werken), en samen met vrienden van hen.

De ingang in Uncia

De mijn van Llallagua loopt de hele berg door tot in Uncia en is de grootste van heel Bolivia. Dagelijks werken er een 4000-tal mensen in de mijn, en nog veel meer errond voor de verwerking van het mineraal. De mijn werd oorspronkelijk ontdekt door de tinbaron Simon Patiño (2e helft 19e eeuw) die er gigantisch rijk van is geworden. Hij liet zeer vele arbeiders in extreem slechte omstandigheden werken tegen een hongerloon. Na een revolutie begin 19e eeuw werd de mijn genationaliseerd en in 1988 werd de mijn overgedragen aan 3 mijncooperatieven, tot op heden. De kwaliteit van het mineraal is echter niet optimaal en de financiële opbrengsten zeer schaars. De werkomstandigheden zijn nog slechter dan in genationaliseerde mijnen. De machines die gebruikt worden, stammen nog uit de tijd van Patiño. Als er iets stuk is, duurt het vaak weken voordat het terug gerepareerd geraakt.

De mijnwerkers werken dag en nacht. Ze bepalen hun eigen uren. Sommigen werken 8 uren, anderen tot 24 uren aan een stuk. Ze werken in teams van ongeveer 3 personen en worden per team betaald naargelang de hoeveelheid mineraal ze opbergen. Op slechte dagen is dit ongeveer 1,5 euro, op goede dagen 15. Er werken ook een 10-tal vrouwen en nog steeds kinderen. Die zijn volgens de regels niet meer toegelaten, maar als zij geen ouders meer hebben (en dus geen levensonderhoud) mogen zij het "lichte" werk in de mijn verrichten. Bijna al het werk gebeurt manueel, met behulp van luchtdrukboren. Helm is verplicht, verder niets. Het mineraal dragen zij in zakken van 50kg op hun rug naar boven tot in de hoofdgang, vandaar gaat het in wagentjes op rails naar buiten. De meeste mijnwerkers halen de 35 niet owv gezondheidsproblemen (hoofdzakelijk stoflong). Velen hebben echter geen andere keuze omdat de werkgelegenheid in Llallagua zeer gering is.


Natuurlijke contaminanten sijpelen uit de berg (zie boven en onder).
Het toilet in de mijn:
Links: ertslaag. Rechts: sterk gecontamineerd water dat aan de laarzen vreet.
Links: de lift is kapot dus moeten de mijnwerkers 400m met ladders naar omlaag en met 50 kg mineraal weer omhoog.

Een stukje gaat ook via de trap:

In de berg loopt het gemakkelijk op tot 40°C en is het zeer vochtig:




Elke mijn bezit één of meerder "Tio's". De Tio is de duivel van de onderwereld, zoals een god van de bovenwereld. Opdat deze Tio de mijnwerkers geluk zou brengen (goede opbrengst, geen ongevallen), moeten zij elke dag offers brengen voordat zij aan het werk gaan om de Tio gunstig te stemmen. Dit doen zij met coca-bladeren, alcohol en sigaretten. Dit wordt heel sterk geloofd en gerespecteerd door de mijnwerkers. Ook wij zijn deze offers gaan brengen.
De eerst Tio die we bezochten, was een gigantische contaminant-ontwikkeling die als een duivel uit de berg sijpelde en groeide:


De tweede Tio (in de vorm van een beeld):
Net buiten de mijn wonen de mijnwerkersfamilies. Hier wordt mineraal gezeefd en geconcentreerd. Tin, lood, zilver... Hiervoor gebruiken ze verschillende chemicaliën. Er is echter geen enkele vorm van bescherming.

De linkse man op de foto verbrijzelt het mineraal door er met een maanvormige betonnen blok over te rollen:
Voor een goed en realistisch beeld van de mijnsituatie in Bolivia, is de film "The Devils Miner" een echte aanrader. Je kan altijd aan mijn ouders vragen om de film uit te lenen of een kopietje te maken.

No comments: